In deze paragraaf focussen we op rekenkundige en meetkundige rijen. Bij een rekenkundige rij is het verschil \(v\) van twee opeenvolgende termen constant. Bijvoorbeeld:
\begin{equation*}
1, 6, 11, 16, 21, 26, 31, \ldots
\end{equation*}
Het verschil \(v\) is in dit geval gelijk aan \(5\) en een recursief voorschrift is
\begin{equation*}
u_{n+1}=u_n+5 \quad \text{met } u_1=1
\end{equation*}
\(31\) is de \(7\)-de term en er geldt dat
\begin{align*}
\amp 31 = 26 + 5 \\
\amp 31 = 21 + 2 \cdot 5 \\
\amp 31 = 16 + 3 \cdot 5 \\
\amp \qquad \ldots \\
\amp 31 = 1 + 6 \cdot 5
\end{align*}
Het expliciet voorschrift van een rekenkundige rij kunnen we dus algemeen noteren als
\begin{equation*}
u_n=u_1+(n-1)v
\end{equation*}
Als je drie willekeurige opeenvolgende termen neemt, is de middelste altijd het rekenkundig gemiddelde van de andere twee:
\begin{align*}
\amp 11 = \dfrac{6+16}{2}\\
\amp 26 = \dfrac{21+31}{2}
\end{align*}
Als we som van de termen willen berekenen, kunnen we volgend trucje gebruiken
\begin{align*}
s_7 = \; \amp \phantom{3}1 + \phantom{3}6 + 11 + 16 + 21 + 26 + 31 \\
s_7 = \; \amp 31 + 26 + 21 + 16 + 11 + \phantom{3}6 + \phantom{3}1 \\
\hline\\
\Rightarrow 2 s_7 = \; \amp 32 + 32 + 32 + 32 + 32 +32 +32
\end{align*}
waarbij \(s_7\) de som van de eerste \(7\) termen voorstelt. Hieruit volgt dat
\begin{equation*}
s_7 = 7 \cdot \frac{32}{2}
\end{equation*}
Algemeen bereken je de som van de eerste \(n\)-termen van een rekenkundige rij met verschil \(v\) via de formule
\begin{equation*}
s_n= n \frac{u_1+u_n}{2}
\end{equation*}
De rij
\begin{equation*}
3, \frac{3}{2}, \frac{3}{4}, \frac{3}{8}, \frac{3}{16}, \frac{3}{32}, \frac{3}{64}, \ldots
\end{equation*}
is een meetkundige rij met reden \(q=\dfrac{1}{2}\text{.}\)